Reglement van orde voor vergaderingen en werkzaamheden gemeenteraad Ouder-Amstel

In dit reglement van orde leest u hoe de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Ouder-Amstel zijn vastgelegd.

Raadsvoorstel/- besluit

De raad van de gemeente Ouder-Amstel, 
 
gelezen het voorstel d.d. 12 mei 2022, nummer RV2022-30, 
 
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet, 

Besluit

vast te stellen 1e wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Ouder-Amstel 2022. 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • vergadering: een vergadering van een door de gemeenteraad ingestelde commissie of de raadsvergadering zelf;
  • portefeuillehouder: lid van het college van burgemeester en wethouders;
  • college: college van burgemeester en wethouders;
  • amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen; 
  • subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;
  • motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
  • voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;
  • initiatiefvoorstel: voorstel op eigen initiatief door één of meer raadsleden gedaan;
  • interpellatie: het vragen van inlichtingen aan een portefeuillehouder over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda.
  • burgerraadslid: een afgevaardigde, niet-raadslid, van een fractie zoals benoemd door de raad als commissielid op voordracht van voornoemde fractie overeenkomstig het in Artikel 43 lid 6 van dit reglement bepaald.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  1. het leiden van de vergadering;
  2. het handhaven van de orde;
  3. het formuleren van de door de vergadering te beslissen vraagpunten en conclusies 
  4. het doen naleven van het reglement van orde;
  5. hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De plaatsvervangend voorzitter

  1. De raad benoemt uit zijn midden een eerste en tweede plaatsvervangend voorzitter.
  2. De raad kan een door hem benoemde plaatsvervangend voorzitter uit zijn functie ontzetten als deze niet langer het vertrouwen van de raad geniet.

Artikel 4. De griffier

1. De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen, de commissievergaderingen van de raad, vergaderingen van de presidium en het fractievoorzittersoverleg.
2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.
3. De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 5. Fractievoorzittersoverleg

  1. De raad heeft een fractievoorzittersoverleg bestaande uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. Het overleg wordt ondersteund door de griffier.
  2. De voorzitter van de raad is tevens voorzitter van het fractievoorzittersoverleg.
  3. Het fractievoorzittersoverleg behandelt alle onderwerpen aangaande de raad, waaronder voorstellen voor reglementering en handhaving van de orde, niet zijnde onderwerpen die aan de agendacommissie toebehoren.
  4. Het fractievoorzittersoverleg kan aanbevelingen doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en van zijn commissies en al het andere wat middels dit reglement of anderszins wordt opgedragen.
  5. Het fractievoorzittersoverleg adviseert de voorzitter in alle andere aangelegenheden indien hij daarom verzoekt.
  6. De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn besloten, tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt. De agenda en de besluitenlijst van het fractievoorzittersoverleg zijn openbaar, tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt.
  7. De voorzitter kan voorstellen de secretaris en/of portefeuillehouder(s) uit te nodigen voor het fractievoorzittersoverleg. Het overleg kan besluiten anderen uit te nodigen de vergadering bij te wonen.
  8. Bij afwezigheid kan een fractievoorzitter zich laten vervangen door een ander raadslid van zijn fractie. 
  9. De burgemeester kan zich laten vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.
  10. Elk lid heeft één stem in het fractievoorzittersoverleg.

Artikel 5a. Presidium

  1. De raad heeft een presidium, die bestaat uit de voorzitters van de fracties en de voorzitter van de raad;
  2. Ze heeft in ieder geval de volgende taken:
    a.    het voorbereiden en vaststellen van voorlopige agenda’s voor raadsvergaderingen en raadscommissievergaderingen; 
    b. het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en van de raadscommissies, en
    c. het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, en in het derde lid.

3. De voorzitter van de raad is de voorzitter en wordt bijgestaan door de griffier. 
4. De leden van het presidium kunnen zich laten vervangen door een ander raadslid van de fractie;
5. In aanvulling op de raadscommissievergaderingen, bedoeld in het tweede lid, onder b, vergadert een raadscommissie voorts als haar voorzitter het nodig acht of als ten minste twee fracties schriftelijk, met opgaaf van redenen, daarom verzoeken.
7. De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar. De agenda en de besluitenlijst zijn openbaar.  
8. De voorzitter kan voorstellen de secretaris en/of portefeuillehouder(s) uit te nodigen voor het presidium. Het overleg kan besluiten anderen uit te nodigen de vergadering bij te wonen. 

Artikel 6. Inlichtingen

  1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk of per e-mail ingediend bij de griffier.
  2. De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en eventueel voorzien van een toelichting.
  3. Beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de griffier hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven, waarbinnen de beantwoording zal plaatsvinden.

Hoofdstuk 2: Toelating van nieuwe leden; fracties en benoeming wethouders

Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  1. Bij elke benoeming van nieuwe leden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.
  2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een eventueel minderheidsstandpunt.
  3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen. 
  4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
  5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 8. Fractie

1. Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.
2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.
3. De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.
4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. 
5. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 3: Vergaderen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9. Vergaderfrequentie

  1. De vergadering komt bijeen zoveel mogelijk volgens een jaarlijks door het fractievoorzittersoverleg vast te stellen rooster.
  2. Verder komt de vergadering bijeen als dit door het fractievoorzittersoverleg, de agenda commissie of door de burgemeester nodig wordt geacht, dit met inachtneming van een redelijke termijn. Voorts komt de vergadering bijeen indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen hierom verzoekt. 
  3. De vergadering komt in de regel bijeen op de donderdag.

Artikel 10. Oproep en agenda

1.    De presidium stelt de conceptagenda van de vergadering vast. 
2.    De leden worden minimaal 6 dagen voor de vergadering schriftelijk door middel van toezending van de conceptagenda opgeroepen. 
3.    In spoedeisende gevallen kan de griffier na het verzenden van de conceptagenda tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende conceptagenda opstellen. Deze wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de
       leden. 
4.    Bij aanvang stelt de vergadering de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de vergadering bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.  
5.    Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de vergadering de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen. 

Artikel 11. De stukken

  1. De conceptagenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van die als bedoeld in artikel 25 van de Gemeentewet, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.
  2. Stukken die reeds in bezit zijn van de leden worden niet opnieuw toegezonden.
  3. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproeping voor de leden ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproeping nieuwe stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.
  4. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten de ruimte gebracht waar dat ter inzage ligt. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten de ruimte, waar dat ter inzage ligt, brengen. 
  5. Indien voor stukken op grond van artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, liggen deze stukken in afwijking van het eerste lid, bij de griffier die de leden van de raad inzage verleent.

Artikel 12. Andere deelnemers aan de vergadering

  1. Een portefeuillehouder woont, voor zover de te behandelen nader toe te lichten onderwerpen geheel of in hoofdzaak tot zijn portefeuille behoren, de vergaderingen bij, waarbij hij in de gelegenheid wordt gesteld het standpunt van het college nader toe te lichten.
  2. De vergadering kan het college verzoeken de secretaris of diens plaatsvervanger in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
  3. De vergadering kan bepalen dat naast de in de vergadering aanwezige leden, de portefeuillehouders, de secretaris, de griffier en de voorzitter ook anderen deelnemen aan de beraadslaging.
  4. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt begonnen.

Artikel 13. Openbare kennisgeving

  1. Een vergadering wordt door aankondiging in een huis-aan-huis blad, op de gemeentelijke publicatieborden en via de gemeentelijke website ter openbare kennis gebracht.
  2. De openbare kennisgeving vermeldt:
  • de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;
  • de hoofdlijnen van de agenda
  • de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;
  • de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 45 van dit reglement.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14. Presentielijst

1.    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen
2.    Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld. 

Artikel 15. Zitplaatsen

  1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben in een vergadering een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het fractievoorzittersoverleg aangewezen.
  2. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de portefeuillehouders, secretaris en overige personen, die voor een vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16. Audioverslag en besluitenlijst

  1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een audioverslag en het opstellen van een concept-besluitenlijst van de vergadering.
  2. Een concept van de besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. 
  3. De leden, de voorzitter, de portefeuillehouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besloten is.
  4. Een voorstel tot verandering dient voor de vergadering bij de griffier te worden ingediend.
  5. De besluitenlijst bevat tenminste:

a. de namen van aanwezige leden, de voorzitter, de griffier en de wethouders, 
evenals van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;
b. een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest en de genomen besluiten daaromtrent;
c. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder 
aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem 
hebben vergist;
d. de tekst van de tijdens de vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

6. De concept-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld en wordt daarna door de voorzitter en de griffier ondertekend.
7. Het gesprokene in de vergaderingen wordt digitaal vastgelegd en wordt als audio-verslag door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt en is voor iedereen toegankelijk.

Artikel 17. Ingekomen stukken

  1. Bij een vergadering ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. De griffier geeft zo mogelijk bij ieder stuk aan op welke wijze het stuk (procedureel) wordt afgedaan. Deze lijst wordt aan de leden van de raad per e-mail toegezonden.
  2. Een lid van de raad kan de agendacommissie verzoeken een ingekomen stuk te agenderen voor een vergadering.

Artikel 18. Spreekregels

1.    De presidium doet bij de agenda een voorstel hoe een stuk in een commissie behandeld zal worden. 
2.    Onderdeel van dit voorstel kan uitmaken het spreken in een aantal termijnen of spreektijd. 
3.    De presidium kan een voorstel doen om een stuk niet in een commissie, maar rechtstreeks in de raad te behandelen 
4.    De presidium stelt voor, onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet, hoe de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de begroting en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de
       jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit geschiedt. 
5.    De vergadering stelt deze voorstellen van orde vast gelijk met vaststelling van de agenda. 
6.    Tijdens de vergadering bewaakt de voorzitter de orde. 
7.    De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers. 
8.    Een spreker voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. 
9.    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering. 
10.  Een voorstel van orde kan door de voorzitter of een lid worden gedaan. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond. 

Artikel 19. Handhaving orde; schorsing

  1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij
  • De voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;
  • Een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een persoon die het woord voert, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende persoon die het woord voert, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 20. Toehoorders en pers

  1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
  2. Het verstoren van de orde is verboden.
  3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van een vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in een vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot die vergadering ontzeggen.
  4. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan vooraf mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 21. Beraadslaging

  1. Een vergadering kan op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
  2. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de vergadering heropend is.

Artikel 22. Lidmaatschap van andere organisaties

  1. Een lid van de vergadering, een portefeuillehouder of een ander, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.
  2. Ieder lid van een vergadering kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 6 van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.
  3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan.
  4. Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, ten minste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat de betrokken persoon niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur. 
  5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Paragraaf 3. Openbaarheid van de vergaderingen

Artikel 23. Openbare en besloten vergaderingen

De vergaderingen worden in het openbaar gehouden. 
2.    De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. 
3.    De vergadering beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. 
4.    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. 
5.    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de vergadering overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen. 
6.    Een vergadering kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken, welke aan die vergadering worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt zowel door de leden die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door de leden die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennisnemen, in acht genomen, totdat de raad haar opheft.  
7.    Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd. 
8.    De voorzitter kan omtrent de inhoud van de stukken, waarvan hij aanneemt dat ze in aanmerking komen voor toepassing van het vorige lid, voorlopige geheimhouding opleggen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de vergadering. 
9.    De voorlopige geheimhouding van aan de raad of vergadering aangeboden stukken vervalt, indien zij niet door de raad in haar eerstvolgende bijeenkomst wordt bekrachtigd. 

Artikel 24. Verslag

  1. Het verslag van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage conform de stukken genoemd in artikel 11.
  2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de vergadering een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag.

Hoofdstuk 4: de Raadsvergadering

Paragraaf 1. Besluitvorming

Artikel 25. Opening vergadering; quorum

  1. De voorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.
  2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 26. Hamerstukken

  1. Raadsvoorstellen kunnen door een commissie als hamerstuk worden benoemd.
  2. Indien een lid van de raad een hamerstuk toch wil bespreken meldt hij uiterlijk de dag voor de raadsvergadering om 13.00 uur dit onder opgave van reden bij de griffier.
  3. De griffier meldt dit, met de motivering, terstond aan de overige raadsleden.
  4. Over hamerstukken volgt geen debat meer; de hamerstukken worden gezamenlijk met één hamerslag aangenomen. Een stemverklaring is toegestaan.

Artikel 27. Beslissing

  1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
  2. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
  3. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd. 

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

  1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.
  2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.
  3. De vergadering kan stemmen middels handopsteking.
  4. Bij stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.
  5. Voor een hoofdelijke stemming trekt de voorzitter, ter aanwijzing van het lid met wie de oproeping voor de stemming aanvangt, een nummer uit de schaal. Daarin bevindt zich een aantal briefjes, gelijk aan het aantal volgens de presentielijst ter vergadering aanwezige leden en genummerd van 1 tot en met het getal, gelijk aan het aantal aanwezige leden. Het getrokken nummer wijst aan, dat als eerste lid zijn stem uitbrengt, degene wiens handtekening achter dat nummer op de presentielijst is geplaatst. 
  6. Het oproepen van de namen geschiedt vervolgens door de griffier in volgorde van zitplaatsen, waarbij de richting van de wijzers van de klok wordt aangehouden. Indien echter de voorzitter lid van de raad is brengt hij het laatst zijn stem uit.
  7. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.
  8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.
  9. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
  10. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29. Stemming over amendementen en moties

  1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.
  2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
  3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.
  4. Indien over een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30. Stemming over personen

  1. Wanneer een stemming moet plaatshebben over het benoemen van personen, of het opstellen van een voordracht of aanbeveling, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.
  2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.
  3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.
  4. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
  5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.
  6. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
  7. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
  • een blanco stembriefje;
  • een ondertekend stembriefje;
  • een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;
  • een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

8. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de vergadering, op voorstel van de voorzitter.
9. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31. Herstemming over personen

  1. Wanneer bij de eerste stemming over meer dan twee personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
  2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben
  3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32. Beslissing door het lot

  1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
  2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.
  3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Paragraaf 2. Rechten van leden

Artikel 33. Amendementen 

  1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
  2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).
  3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.
  4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34. Moties

  1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.
  2. Een motie wordt alleen in behandeling genomen, indien deze schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter is ingediend.
  3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.
  4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda voorkomend of geplaatst onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.
  5. De raad bepaalt of dan direct over de motie wordt gestemd, dan wel dat deze als nieuw agendapunt wordt opgevoerd.

Artikel 35. Initiatiefvoorstel

  1. Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij de voorzitter is ingediend.
  2. Indien de raad beslist tot het direct in behandeling nemen van het voorstel vindt behandeling van het voorstel plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld.
  3. Indien de raad het voorstel niet direct in behandeling neemt doet de agendacommissie een voorstel tot behandeling van het initiatiefvoorstel. 

Artikel 36. Interpellatie

  1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste de dag voor de raadsvergadering om 13.00 uur schriftelijk of per mail bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
  2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de portefeuillehouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
  3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden en, de portefeuillehouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37. Schriftelijke vragen

  1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.
  2. De vragen worden bij de griffier ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.
  3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de verantwoordelijke portefeuillehouder de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
  4. De antwoorden worden door het college aan de leden van de raad medegedeeld.
  5. De vragen en antwoorden worden zo mogelijk gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 11 van dit reglement aan de leden van de raad toegezonden.
  6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 38. Vragenhalfuur

  1. Na de opening van de raadsvergadering is er een vragenhalfuur, tenzij er bij de griffier geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden.
  2. Het lid dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk de dag voor de raadsvergadering om 13.00 uur bij de griffier. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt. 
  3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.
  4. Vragen moeten gaan over algemene, politieke of andere zaken, waarin de gemeenteraad bevoegdheden heeft, dan wel waarin hij een betekenisvolle invloed kan uitoefenen en niet over individuele belangen, waarvoor de gemeente procedures heeft vastgesteld of klachten over individuele personen.
  5. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de portefeuillehouders en voor de overige leden.
  6. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.
  7. Na de beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.
  8. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Hoofdstuk 5: De commissievergadering 

Artikel 39. Instelling commissies

  1. Er zijn de volgende vaste algemene raadscommissies:
  • Commissie Burger en Bestuur
  • Commissie Ruimte en Gebiedsontwikkeling 
  • Commissie Dorpshart Duivendrecht
  1. Er zijn de volgende vaste bijzondere raadscommissies: auditcommissie
  2. De raad kan op voorstel van het fractievoorzittersoverleg andere bijzondere commissies instellen. Bij de instelling kan de raad afwijken van de bepalingen in dit reglement.

Artikel 40. Taak van de commissies

  1. De commissies dienen de raad, het college en de burgemeester gevraagd en ongevraagd van advies over alle tot haar werkgebied behorende onderwerpen.
  2. De commissies kunnen de controlerende en volksvertegenwoordigende taken van de raad overnemen.
  3. De commissies kunnen de kaderstellende taak van de raad voorbereiden.

Artikel 41. Besluitvorming commissie

  1. Een commissie besluit bij meerderheid van stemmen, berekend naar verhouding van het aantal zetels dat elke fractie in de gemeenteraad heeft.
  2. Het staken van de stemmen wordt in het verslag vermeld. Het gevoelen van een minderheid wordt in het commissieadvies tot uitdrukking gebracht.

Artikel 42. Schriftelijke raadpleging

  1. In spoedeisende en/of bijzondere gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kunnen de leden van de commissies schriftelijk worden geraadpleegd.
  2. Indien twee of meer leden tegen de schriftelijke raadpleging bezwaar hebben, belegt de voorzitter zo spoedig mogelijk een vergadering.

Artikel 43. Samenstelling commissies

  1. De voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de commissies worden aangewezen door de raad uit zijn midden, voor de duur of de resterende duur van de zittingsperiode van de raad. Een plaatsvervangend voorzitter dient lid van de betreffende commissie te zijn. Ze kunnen te allen tijde ontslag nemen. De voorzitter heeft geen stem in de vergadering. De plaatsvervangend voorzitter brengt als laatste zijn stem uit indien hij de commissie voorzit.
  2. De fracties in de gemeenteraad benoemen specialisten voor de ter bespreking voorliggende onderwerpen. 
  3. Een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal twee afgevaardigden per fractie, de voorzitter uitgezonderd.
  4. Afgevaardigden kunnen zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11,12, 13 en 15 van de Gemeentewet alsmede de Gedragscode voor leden van de gemeenteraad van Ouder-Amstel 2009 zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. 
  5. De fracties in de gemeenteraad kunnen per raadsperiode maximaal twee personen afvaardigen die niet geplaatst zijn op de kandidatenlijst van de betreffende fractie.
  6. De in het vierde en vijfde lid genoemde afgevaardigden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd. Alvorens commissieleden hun functie kunnen uitoefenen, leggen zij de eed af.
  7. De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een raadscommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het vierde en vijfde lid genoemde vereisten.
  8. Indien een commissielid niet meer voldoet aan de in het vierde lid genoemde vereisten, kan de raad bij twee/derde meerderheid van stemmen bepalen dat de toegang tot de commissievergadering wordt ontzegd.
  9. Commissies ingesteld op grond van artikel 39 lid 2 van dit reglement kennen in het algemeen 1 lid per fractie.

Artikel 44. Aanwezigheid portefeuillehouders en anderen

  1. Een portefeuillehouder wordt door de voorzitter in de gelegenheid gesteld ook over niet op de agenda voorkomende onderwerpen aan de commissie mededelingen te doen.
  2. Een portefeuillehouder kan zich in een commissie laten assisteren door de secretaris, afdelingshoofden, medewerkers van het ambtelijk apparaat en externe deskundigen.

Artikel 45. Spreekrecht burgers

  1. Na de opening van een commissievergadering kunnen andere aanwezigen dan de leden, de portefeuillehouders, de griffier en de secretaris, gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren. Wanneer het gaat over onderwerpen die op de agenda staan vermeld krijgen zij het woord bij het betreffende agendapunt. Over andere onderwerpen die tot het taakveld van de commissie behoren, wordt aan het begin van de vergadering gelegenheid gegeven.
  2. De spreektijd per persoon bedraagt ten hoogste vijf minuten. De voorzitter verdeelt de tijd evenredig als er meer dan zes sprekers zijn, waarbij altijd een minimum spreektijd geldt van drie minuten. Bij meer dan tien sprekers neemt de commissie in overweging een aanvullende bijeenkomst te organiseren waarin interactie tussen burgers en bestuur centraal staat.
  3. De spreektijd kan worden benut voor het stellen van maximaal één vraag aan de commissie. Het staat de commissieleden vrij om gedurende de vergadering hierop antwoord te geven, dan wel de inspreker van een schriftelijke reactie te voorzien. De voorzitter of een commissielid doet een voorstel over de behandeling van de inbreng van de spreker. 
  4. Het spreekrecht wordt uitgeoefend in de volgorde van aanmelding met dien verstande, dat de voorzitter bevoegd is hiervan af te wijken, indien meerdere personen over hetzelfde onderwerp willen spreken. Alsdan komen de sprekers over dat onderwerp na elkaar aan de beurt.
  5. Degenen, die van het spreekrecht gebruik willen maken melden dit uiterlijk 5 minuten voor aanvang van de vergadering onder opgaaf van naam en adres en van het punt of de punten, waarover zij het woord willen voeren bij de griffier. De griffier wijst betrokkenen op de regels omtrent het inspreken.
  6. Het is niet toegestaan over persoonlijke aangelegenheden te spreken. Eén en ander ter beoordeling van de voorzitter.
  7. Het is niet mogelijk van het spreekrecht gebruik te maken over een verzoek van het college aan de commissie om te beoordelen of iets in de inspraak kan worden gebracht.
  8. Op het gesprokene door de toehoorders volgt geen discussie. Commissieleden kunnen naar aanleiding van het gesprokene aan de betreffende spreker vragen stellen, die deze kan beantwoorden. 
  9. Een ieder kan over een niet-geagendeerd onderwerp maximaal twee maal van het spreekrecht gebruik maken; eenmaal over de inhoud en eenmaal over een eventueel afgesproken procedure. Een bezoek aan een spreekuur van de raad geldt hierbij ook als gebruikmaking van het spreekrecht.
  10. De voorzitter kan afwijking van het gestelde in voorgaande leden toestaan. 
  11. De regels omtrent het inspreken in commissies worden duidelijk op de gemeentelijke website gepubliceerd en op verzoek schriftelijk ter hand gesteld. 

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 46. Uitleg reglement

  1. In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de vergadering op voorstel van de voorzitter.
  2. Het fractievoorzittersoverleg kan voorstellen doen ter nadere uitwerking van dit reglement.

Artikel 47. Inwerkingtreding

Dit gewijzigde reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.